Lot Essay
In her story on the life of and with Jan Mankes, Mrs. Mankes-Zernike mentions some models who were painted by the artist during the end of 1914 and the beginning of 1915. Among them were of course his famous model Douwe, the parents of Jan Mankes and, she continues: "Nog een ander model had hij dien winter van 1914 - 1915; 'n jongetje uit 't dorp, die alleen n schooltijd kon komen en hem dikwijls vergeefs wachten liet." ["There was another model he had that winter of 1914-1915: a boy from the village, only available after school, who kept him waiting often in vain."]. Judging from the existing pictures from this period and from the account of Mrs. Zernike-Mankes on his models, it is very probable that the above quotation relates to the sitter in the present lot (Zernike-Mankes op.cit., p. 31).
The first owner of the present lot, the poet Piet Otten, very impressed by the portrait, dedicated a poem to it in 1926, which he included in a volume of verse:
Bij een jongensportret door Jan Mankes
"Op diepen, nachthemel-blauwen grond
Bleekt als een zieke bloem het iel profiel
Boven het grijze van den smallen kiel.
Hoe zijn deez trekken triest en ongezond:
De vroegwijze oogen, waar geen licht in viel,
Dit strakke, wassen voorhoofd onder 't blond
Der teedre haren - de nerveuze mond -
Te broos dit lichaam voor de vreezge ziel...
Want hij behoort tot hen, die immer achter
Blijven; die enkel in zich zelve praten,
Maar in het leven vreemd zijn en gering;
Tot hen, die heel jong heengaan, zwijgend, zachter
Dan bloemen neigen - en den menschen laten
Bijna geen leed, maar veel verwondering."
(Otten op.cit, p. 53)
See colour illustration
The first owner of the present lot, the poet Piet Otten, very impressed by the portrait, dedicated a poem to it in 1926, which he included in a volume of verse:
Bij een jongensportret door Jan Mankes
"Op diepen, nachthemel-blauwen grond
Bleekt als een zieke bloem het iel profiel
Boven het grijze van den smallen kiel.
Hoe zijn deez trekken triest en ongezond:
De vroegwijze oogen, waar geen licht in viel,
Dit strakke, wassen voorhoofd onder 't blond
Der teedre haren - de nerveuze mond -
Te broos dit lichaam voor de vreezge ziel...
Want hij behoort tot hen, die immer achter
Blijven; die enkel in zich zelve praten,
Maar in het leven vreemd zijn en gering;
Tot hen, die heel jong heengaan, zwijgend, zachter
Dan bloemen neigen - en den menschen laten
Bijna geen leed, maar veel verwondering."
(Otten op.cit, p. 53)
See colour illustration