Loosjes-Terpstra states that "In 1903 vervaardigde Prikker de serie gouaches naar rode kolen, waarin de vlammende lijn van de paarsblauwe kolen afsteken tegen een in lichte kleuren met snelle streepjes/pointilles aangeduide achtergrond of waarin de kolen zelf, in hun karakteristieke, expressief omlijnde vormen het enige motief zijn. De kleuren zijn helder en met een grote vrijheid gebruikt. In de paarsblauwe hoofdkleur van de kolen zijn gedeelten in lichter paars en groen, waarin accenten en enkele veegjes oranje licht geven. In deze werken bereikte de schilder en vrijheid in handschrift en kleurgebruik zoals toen weinig anderen in de Nederlandse kunst. Het is jammer dat Prikker op deze weg niet verder is gegaan en dat hij in 1904 noodgedwongen een uitnodiging om in Krefeld te komen accepteerde en voorgoed uit Nederland vertrok. Zijn hiervoor besproken werk is in de Nederlandse kunst een van zeldzame uitingen geweest van vroege gevoeligheid voor de stroming van versterkt impressionisme, die in Frankrijk tot het fauvisme, in on land tot het Amsterdamse Luminisme heeft geleid." (Op.cit. p.15)

Leuring was a man of science, but had always been interested in art. In 1896 he organized with his friends and fellow student Johan Huizinga one of the first exhibitions of Van Gogh in Holland. Later when Leuring moved to The Hague he became acquainted with the well-known art critic H.P. Bremmer who supported several artists financially. With Thorn Prikker Leuring had a life long friendship and during his life he acquired a large collection of his work. Thorn Prikker made four versions of "Roode kool" all owned by Leuring. The present lot is the largest one. In 1902 Leuring commissioned Henry van de Velde to build a house in Scheveningen, "De Zeemeeuw". It might have been Thorn Prikker who suggested this architect to Leuring.

See colour illustration